De website van Ortho Gent maakt gebruik van cookies.   
Meer info   AKKOORD

Heupprothese.

De resurfacing heupprothese

Vaak vragen mensen of we ook een “sportheup” plaatsen. Een sportheup, officieel een resurfacing totale heupprothese, is evenzeer een prothese zoals een klassieke totale heupprothese maar met een ander design. Hij werd ontwikkeld in het begin van de 20ste eeuw en onderging doorheen de jaren veel aanpassingen. In de jaren 90 kreeg de prothese zijn huidige vorm.

Binnen onze dienst worden deze protheses niet geplaatst. Dat is een heel bewuste keuze. Als dienst zijn we er namelijk van overtuigd dat dit design geen meerwaarde biedt en bovendien meer problemen kan veroorzaken in vergelijking met een klassieke prothese. Onderstaande tekst gaat in op die mogelijke problemen.

Waarin verschilt de plaatsing van een resurfacing met een klassieke totale heupprothese?

Bij elk soort heupprothese vervangt de chirurg zowel het kraakbeen van de pan als dat van de heupkop. Bij de pan gebeurt dat steeds op een gelijkaardige manier, maar bij de kop is er een verschil. Na de kom uit te frezen wordt er een kobalt/chroom kom mechanisch op de juiste plaats vastgezet. Het glijvlak is bij een resurfacing prothese echter geen plastiek (polyethyleen) of ceramiek zoals bij een klassieke prothese, maar metaal. (Fig. 1)

resurfacing 1

Fig.1

Vervolgens wordt de nieuwe bolprothese over de eigen heupkop geplaatst. Hierin zit het grootste verschil met de klassieke prothese: in plaats van de kop af te zagen en volledig te verwijderen verwijdert de chirurg de kraakbeenlaag en vervangt die door een hemisfeer in metaal. (Fig. 1) Daardoor wordt er meer bot van de patiënt zelf bewaard. Figuur 2 toont het uiteindelijke resultaat..

resurfacing 2

Fig.2

Wat waren de zogenaamde voordelen van een resurfacing totale heupprothese?

In het verleden, vooral op het einde van de 20ste en in het begin van de 21ste eeuw, werd deze prothese sterk gepromoot door de verschillende voordelen die ze zou bieden. Die voordelen blijken vandaag niet meer overeind te blijven. Daardoor is de plaatsing van de prothese sterk gereglementeerd en wordt ze minder geplaatst. In Nederland is er zelfs een verbod.

We overlopen de verschillende argumenten uit het verleden en leggen uit waarom deze geen stand meer houden.

  1. Met een resurfacing heupprothese kan je terug alles doen, vooral sporten kan je veel beter dan bij een klassieke heupprothese.

    Dat is misschien de belangrijkste reden waarom patiënten naar deze prothese vragen. Helaas is er tot op heden geen wetenschappelijk bewijs dat aantoont dat een resurfacing prothese tot meer sportcapaciteit leidt. Het is wel zo dat de kans bestaat dat je met een heupprothese opnieuw sport kan beoefenen, zowel met een klassieke als met een resurfacing, maar dat we dat als chirurgen nooit kunnen beloven.

    Het is dan ook belangrijk dat je als patiënt nooit kiest voor een heupprothese om opnieuw te kunnen sporten. Als je je na een heupprothese heel goed voelt, dan mag je sporten, op voorwaarde dat het pijnvrij gebeurt. Slechts bij ongeveer 4 op de 10 personen lukt dat, onafhankelijk van het type prothese. Let op: sommige sporten zijn belastender voor een heupprothese, wat een negatieve invloed kan hebben op de levensduur van die prothese. Sport wordt dus nooit verboden, maar de patiënt moet wel beseffen dat het een impact kan hebben.

  2. Een resurfacing heupprothese kan zeker 20 jaar meegaan waarna de revisie gemakkelijker is dan bij een klassieke prothese.

    Het eerste deel van dit argument klopt. Veel types resurfacing prothese doen het ongeveer even goed als een klassieke prothese. Het is dus niet ongewoon dat zo’n prothese 20 jaar of langer kan meegaan. Het tweede deel van de stelling is echter niet correct. Tot 10 jaar geleden was men ervan overtuigd dat je bij een probleem met de resurfacing heupprothese je gewoon de pan kon laten zitten en enkel de bol moest veranderen naar een klassieke steelprothese. Dat betekende dus een minder zware heroperatie. Het is echter gebleken dat de prothese altijd volledig moet worden verwijderd, zowel de pan als de kop. Enkel de bol vervangen veroorzaakte nog meer problemen, wat nu dan ook niet meer wordt gedaan.

  3. Het herstel na plaatsing van een resurfacing heupprothese is minder zwaar.

    Hier kunnen we heel duidelijk over zijn: dit klopt niet. Een resurfacing heupprothese wordt steeds geplaatst via de klassieke posterieure toegang (langs de achterzijde). Dat betekent dat er altijd enkele spieren en pezen moeten worden opengemaakt en dat de snee ook een stuk groter is. Het herstel kan wel vlot verlopen, maar er is geen enkele reden waarom dat sneller zou verlopen dan normaal.

    Doordat bij een resurfacing heupprothese een grotere bol kan worden gestoken, is er wel een kleinere kans dat de heup uit de kom schiet wanneer de chirurg die posterieur plaatst. Dat zorgde ervoor dat chirurgen hun patiënten vrijer durfden te laten revalideren. Tegenwoordig plaatsen ze alle protheses echter langs voren (anterieur) waardoor de revalidatie sowieso sneller kan verlopen.

  4. De resultaten van een resurfacing heupprothese zijn beter dan die van een klassieke heupprothese.

    Chirurgen zijn daar lange tijd van overtuigd geweest, maar voortschrijdend inzicht toont aan dat dat toch niet het geval is. Meer nog, een aantal types van de resurfacing heupprothese hebben het dramatisch slecht gedaan. In sommige gevallen moest 3 op de 10 patiënten zich opnieuw laten opereren binnen de 5 jaar na de eerste ingreep.

  5. Een resurfacing heupprothese heeft dezelfde risico’s als een gewone prothese.

    Dit is deels waar. De verwikkelingen (zie aparte topic) zijn voor beide types protheses dezelfde. Het probleem bij de resurfacing heupprothese was een onverwachte verwikkeling die men maar na een tiental jaren is beginnen begrijpen. Doordat deze prothese aan beide zijden is gemaakt van metaal (kobalt/chroom in plaats van titanium met polyethyleen of ceramiek) ontstond een nieuw probleem. Door het normale bewegen kwamen kobalt- en chroompartikels vrij van deze prothese. Lokaal konden die een soort allergische weefselreactie veroorzaken. In de erge gevallen ontstond daardoor een goedaardige weefseltumor: een pseudotumor. Dat is te vergelijken met een toxisch soepje dat rond de prothese zit en dat het bot en de spieren heel erg en heel snel aantast. Bij patiënten die deze gevreesde complicatie kregen, was het soms heel moeilijk om nog een nieuwe prothese te plaatsen. De resultaten van zo’n heroperatie waren ook vaak niet goed.

    Die pseudotumoren door metaalpartikels is de belangrijkste reden waarom deze prothese op de dag van vandaag bijna niet meer wordt gebruikt. (Fig. 3)

    resurfacing 3
    Fig.3

 

Conclusie:

Binnen de dienst heup.gent zijn we het eensgezind over onze beslissing rond deze prothese. Dit type prothese werd ontwikkeld om het risico op ontwrichting (luxatie) te verkleinen bij een posterieure benadering van de heup. Met de jaren werd echter duidelijk dat er een aantal andere problemen door ontstaan. Dat is een risico waar we onze patiënten niet willen aan blootstellen. Heel ‘sec’ gezegd: wat we niet bij onszelf zouden plaatsen, plaatsen we niet bij onze patiënten.

Als je in dit item je vragen niet beantwoord ziet, laat het ons dan weten.

Heupprothese topics :

 vorige      print

Contact

  Campus Sint-Lucas
Groenebriel 1
9000 Gent

  GPS: Vogelenzangpark
  09 224 65 90
  www.ortho.gent