Heupprothese.
Een totale heupprothese : wat kan er fout lopen?
Helaas gaat het niet altijd goed na het plaatsen van een nieuwe heup. Bij 1 tot 2 procent doet er zich een probleem voor, vroeg of laat na de operatie. Het is belangrijk te begrijpen dat dat percentage erg laag is, en dat een nieuwe heup plaatsen dus bij de meest veilige ingrepen hoort die we uitvoeren. Het is de ambitie van ons team Heup.Gent om dit percentage steeds verder te verkleinen door teamwork en zelfevaluatie.
Bovendien is het heel belangrijk dat patiënten weten dat de meeste verwikkelingen kunnen worden opgelost. Soms zijn die oplossingen vrij eenvoudig, maar soms betekent het een lang bijkomend traject. Ook daar is de opgebouwde ervaring van onze groep cruciaal. Natuurlijk wensen we bij al onze patiënten een perfect verloop, maar als dit niet zo is, zal ons team de zaak zo goed mogelijk begeleiden en oplossen.
Wondproblemen
Een eerste mogelijke verwikkeling zijn wondproblemen. De eerste twee weken na een operatie zijn bijzonder belangrijk voor de genezing van de wonde. Die wordt bij de operatie mooi gehecht en afgedekt met een verband. Tijdens de opname wordt dit verband enkel opengemaakt als het bebloed is. Als het verband schoon blijft, laten we het gewoon dicht.
Wondproblemen na een operatie komen zelden voor. Als je ze krijgt nadat je het ziekenhuis hebt verlaten, moet je dat steeds melden aan de huisarts. Die zal het, indien nodig, aan ons doorgeven. Zo kan snel en adequaat gereageerd worden om erger, namelijk diepe infectie, te voorkomen. Ga dus steeds langs bij de huisarts of contacteer ons als je bezorgd bent over de wonde na je operatie. Adviseert de huisarts om antibiotica in te nemen, dan neem je best ook steeds contact op met je chirurg voor een snelle raadpleging nog voor de start van de antibiotica.
Infectie van de wonde of de prothese
Een heup plaatsen zonder snijden is onmogelijk. Het probleem daarbij zit op de huid: die bevat bij iedereen miljarden bacteriën. Door de huid te wassen en te ontsmetten, en door tijdens de ingreep antibiotica te geven, kan de huid veilig worden geopend.
Ondanks die maatregelen kan het voorvallen dat er een oppervlakkige of diepe infectie ontstaat na de operatie. Als dit enkel oppervlakkig is, kan dit met antibiotica en goede verzorging van de wonde vaak vlot worden opgelost. Als de infectie in de diepte rond de prothese zit, zal altijd een operatie nodig zijn. In de eerste 6 weken na het plaatsen van de prothese, kan de prothese blijven zitten en zal alles heel goed worden gespoeld en gereinigd. Nadien volgt een lange kuur van antibiotica. Zo kan een infectie in 7 op de 10 gevallen worden bestreden. Als de infectie langer aanwezig is, kan de prothese niet blijven zitten. Bacteriën voelen zich immers prima thuis op het metaal van de prothese en het gewoon reinigen en spoelen is dan niet meer voldoende. In dat geval moet de prothese eruit en worden vervangen door een nieuwe. Vaak kan dit in 1 operatie, maar in moeilijk te bestrijden infecties moet dit in een aantal operaties. Dan moet de prothese er eerst uit en moet een aantal weken antibiotica worden gegeven. Nadien kan opnieuw een prothese worden geplaatst. Zo kunnen we weer meer dan 9 op de 10 mensen van hun infectie verlossen. Een infectie van je prothese is dus slecht nieuws, dat is zeker, maar er kan altijd een oplossing worden gevonden!
Luxatie van de heup
Het tweede meest voorkomende probleem na een operatie is een luxatie van de heup. Tijdens het herstel kan de heupkop plots uit de kom schieten bij een bepaalde beweging. De patiënt voelt hierbij heel felle pijn en kan niet meer bewegen of zelf rechtkomen. (Foto 1)
Als dat gebeurt, zal de patiënt naar het ziekenhuis worden gebracht en zal de heup worden teruggeplaatst, opnieuw onder algemene verdoving. Als dit gebeurt in de eerste 6 weken na een operatie, is de kans groot dat het voldoende zal zijn om de heup terug te plaatsen. Bij 7 op de 10 mensen zal daarna geen nieuwe operatie nodig zijn. Als de heup uit de kom schiet lang na de eerste ingreep, is er meestal een technisch probleem. Dan zal de heup ook worden teruggeplaatst, maar volgt meestal een nieuwe operatie. Zo’n luxatie kan dus steeds worden opgelost, vaak zonder operatie, maar in een aantal gevallen dus ook met een nieuwe operatie.
Het is belangrijk op te merken dat de kans op heupluxatie wordt geminimaliseerd door het gebruik van de voorste benadering bij de heupoperatie. Die zorgt ervoor dat onze patiënten actief herstellen waardoor de luxatie steeds minder vaak voorkomt. Maar het blijft ook bij de voorste benadering mogelijk.
Foto 1: heup die uit de kom zit
Breuken rond de prothese.
De derde meest voorkomende verwikkeling na het plaatsen van een heupprothese zijn breuken rond de prothese. Protheses worden meestal cementloos geplaatst. Dat betekent dat er een rechtstreeks contact is tussen de prothese en het bot. Door de bekleding van de prothese (hydroxi-apatiet) gaat het bot helemaal rond het metaal ingroeien en komt de prothese volledig te verankeren.
Daarvoor moet de kom en de steel met aanzienlijke kracht worden ingebracht. Heel zelden kan er zo een barst in het bot ontstaan of zelfs een echte breuk. Als we dit opmerken tijdens de operatie, vaak door het gebruik van radiografie, kunnen we dit onmiddellijk aanpakken.
Natuurlijk kan een patiënt ook vallen op de heup wat voor een breuk van het bovenbeen kan zorgen. Doordat steeds meer protheses worden geplaatst en mensen ook steeds ouder worden, zien we dit probleem steeds vaker. (Foto 2)
Breuken rond een prothese, zowel vroeg als laat na de operatie, blijven echter een zeldzame zaak en zijn steeds oplosbaar. Zoals gezegd kunnen we dit aanpakken als het tijdens de operatie gebeurt. Als dit gebeurt laat na de operatie, is een nieuwe operatie nodig. Afhankelijk van het type breuk kan de steel van de prothese worden behouden. Soms komt die door de breuk los te zitten en dan wordt die vervangen.
Foto 2: breuk rond de prothese
Beenlengteverschil
Bij het plaatsen van een nieuwe heup doen we er als chirurg alles aan om de lengte van de benen gelijk te krijgen of gelijk te houden. Een korter been gelijk maken lukt ons meestal heel goed.
Het gelijk houden van de lengte is ook voor ons bijzonder belangrijk. Soms is dit niet mogelijk omdat de patiënt van nature enorm laks is. Dan moeten we een compromis sluiten en het been beperkt verlengen. Laat het duidelijk zijn dat we dit steeds proberen te vermijden. Bij het gebruik van de voorste benadering hebben we wel het enorme voordeel dat de patiënt op de rug ligt tijdens de operatie en dat allebei de benen steriel verpakt zijn. Hierdoor kunnen we tijdens de operatie beide benen heel goed vergelijken, en dit zowel met de benen gestrekt als met de benen geplooid. Dat zorgt ervoor dat een beenlengteverschil tegenwoordig minder vaak voorkomt.
Wel is het belangrijk te weten dat veel patiënten onmiddellijk na de operatie tijdelijk het gevoel hebben dat er een voelbaar verschil is. Dit komt door de zwelling en de pijn, waardoor de patiënten met de heup geplooid stappen. Als ze dan de heup en de knie proberen te strekken, lijkt het alsof het been veel langer is. Praat hierover met je chirurg. Die zal je kunnen geruststellen aan de hand van het verloop en de controlefoto die na de operatie wordt gemaakt. Dit “ongelijk” gevoel verdwijnt dan ook bij de meeste mensen na een drietal maanden.
Slechts heel zelden is er dus sprake van een echt verschil in lengte na het plaatsen van een nieuwe heup. Ook hier is het belangrijk dit goed met je chirurg te bespreken, zeker als andere mensen dit opmerken, vermoeden of je er attent op maken. Als dit verschil na een drietal maanden als lastig wordt ervaren, kan er in samenspraak met je chirurg worden gekozen voor een steunzool met ophoging. We proberen dit echter zoveel mogelijk te vermijden. We kunnen niet genoeg benadrukken dat een dergelijke beslissing altijd dient te gebeuren na overleg met je chirurg.
Bloeding of trombose
Bij het gebruik van de voorste benadering van de heup kan het bloedverlies goed worden gecontroleerd. Tijdens de operatie krijgt de patiënt daarvoor specifiek medicatie. Zo is het bij de plaatsing van een nieuwe heup meestal niet nodig om een bloedtransfusie te geven.
Na de ingreep wordt de mate van bloedverlies geanalyseerd met een bloedafname. Afhankelijk van het resultaat kunnen patiënten ijzer in pilvorm krijgen. Dat verhoogt de hoeveelheid bloed op natuurlijke wijze, wat tijd vraagt. Als er sprake is van een aanzienlijke hoeveelheid bloedverlies, zal een bloedtransfusie worden gegeven na de operatie. Dit is echter de dag van vandaag heel zeldzaam geworden.
Sowieso is er altijd een risico op zwelling en bloeduitstortingen na een heupoperatie. Dit kan sterk variëren van persoon tot persoon. Je kan ze het best tegengaan door regelmatig ijs te leggen en goed in beweging te blijven. Bij zwelling aan het onderbeen kan het dragen van steunkousen zeker en vast nuttig zijn.
Een ander risico na een operatieve ingreep is DVT of diepveneuze trombose, namelijk wanneer je bloedbaan verstopt raakt doordat je bloed samenklontert. Zo’n trombose komt minder voor wanneer patiënten heel actief kunnen herstellen, wat enkel mogelijk is bij de voorste benadering van de heup. Natuurlijk geven we na de ingreep nog steeds medicatie om het bloed veilig te verdunnen in de eerste 30 dagen. Die bloedverdunner zorgt er ook voor dat de kans op een bloedklonter in het hart en de longen verkleint, een zogenaamde longembolie. Zo’n embolie is namelijk levensbedreigend, maar is gelukkig dezer dagen een zeldzaam gevolg van operaties geworden.
Zenuwletsels
Bij elke operatie rond de heup is er een beperkt risico op zenuwletsels. Bij de posterieure benadering (langs de achterzijde van de heup) is dit de nervus ischiadicus. Als die wordt geraakt tijdens de operatie, kan de patiënt een dropvoet ontwikkelen.
Bij de voorste benadering is deze zenuw eigenlijk veilig. Een andere zenuw, namelijk de nervus femoralis, ligt veel dichter in het gebied van operatie. Als die wordt geraakt, leidt dat tot een verlamming van de grote quadricepsspier. Hierdoor gaat de patiënt door de knie zakken. Zowel een dropvoet als een verlamming van de quadricepsspier na een heupoperatie zijn bijzonder zeldzaam.
Als de zenuwen toch geraakt worden, zal de chirurg dit nauwgezet opvolgen en in de eerste plaats bepalen wat de kans is dat de zenuw herstelt. Eigenlijk kan het nooit dat de zenuw is doorgesneden, maar is er mogelijks tijdens de ingreep getrokken op de zenuw of is die te fel afgeduwd. In de meeste gevallen is de kans dus groot dat er een volledig herstel zal optreden. Helaas kan dit 6 maanden tot een jaar duren.
Een laatste zenuw die wel belangrijk is, is de nervus cutaneus femoralis lateralis. Die kleine gevoelszenuw loopt vlak langs het litteken en bezenuwt de buitenzijde van de dij. We schuiven die altijd zoveel mogelijk uit de weg, maar soms kan hij niet volledig worden beschermd. In dat geval heeft de patiënt een gevoelloos of pijnlijk gebied net in het midden van de dij aan de buitenzijde. Dit is op zich niet schadelijk maar het kan vervelend zijn. Belangrijk is op te merken dat deze zenuw enkel voor gevoel zorgt. Hij stuurt dus geen spieren aan. Ook dit gevoelsverlies herstelt meestal, maar dit kan enige tijd vragen.
Blijvend manken na de operatie
Een laatste mogelijke verwikkeling is dat patiënten blijven manken. Wanneer de operatie gebeurt met de voorste benadering, zien we dat probleem eigenlijk nooit. De hefspieren van de heup worden dan namelijk maximaal bewaard. We duwen ze aan de kant maar maken ze niet los. De kans dat je gaat manken na de operatie is dan ook bijzonder klein. Mocht het toch gebeuren, dan biedt de voorste benadering de grootste kans dat het manken na de operatie zal verdwijnen.